Sentences in Dutch with audio - Tatoeba

language

Register

Log in

language English

menu

Tatoeba

chevron_right Register

chevron_right Log in

Browse

chevron_right Show random sentence

chevron_right Browse by language

chevron_right Browse by list

chevron_right Browse by tag

chevron_right Browse audio

Community

chevron_right Wall

chevron_right List of all members

chevron_right Languages of members

chevron_right Native speakers

Number of sentences with audio by language

Ik wist niet eens dat dat bestond.

Ik kon mijn rechtervoet niet bewegen.

Tom en Mary hebben nog geen kinderen.

Er zijn geen eieren in de koelkast.

Zit je nog steeds op de basisschool?

Ik heb gewoon heel veel geluk gehad.

We hebben een vriezer in de kelder.

Je had moeten leren voor de toets.

Tom klonk erg moe aan de telefoon.

Ik probeer altijd andere te helpen.

Dit zijn de foto's van gisteravond.

Ik ruim elke maandag mijn kamer op.

Ik weet niet eens wat dat betekent.

De race werd live op tv uitgezonden.

Ik heb jullie een tijdje niet gezien.

Wil je in het buitenland studeren?

Blijf niet langer dan noodzakelijk.

Ik zal er snel genoeg achter komen.

Tom haalde wat munten uit zijn zak.

Ik begrijp dat het niet eerlijk is.

We wisten dat Tom niet gelukkig was.

Hoeveel doelpunten heb je gemaakt?

Tom heeft mijn paraplu nog steeds.

Wist je dat ik zou worden ontslagen?

Al mijn vrienden hebben een vriendin.

Al mijn vrienden hebben vriendinnen.

Er is een watertekort in dit gebied.

Er is een watertekort in deze regio.

Ik werd slaperig van de medicijnen.

Misschien moet ik rustig aan doen.

Voor wie heb je deze auto gekocht?

Laten we kijken of iemand thuis is.

Ik was me niet bewust van het gevaar.

Ik denk dat Tom op mij heeft gestemd.

Ik beloof dat ik op je zal wachten.

Is er hier iemand die mij kan helpen?

Je bent de enige die het zeker weet.

Wist je niet dat Tom een hond had?

Weet je zeker dat er niets over is?

Dat is van mij, niet van mijn zus.

Ik denk niet dat het lang zal duren.

Ik wil weten waarom ik dat moet doen.

Je hoort thuis te zijn bij je ouders.

Er moet iets zijn wat ik kan doen.

Ik stel voor dat je het snel doet.

Dat is wat ik probeer uit te leggen.

Tom vroeg Mary om de poort te openen.

Tom vroeg Mary om het hek te openen.

Ik had niet door dat je bezoek had.

We begrijpen wat er aan de hand is.

Dat is niet wat Tom wil.

Ik eet elke dag brood.

Je hebt het zelf gezegd.

Tom en Mary zijn aan het vasten.

Is uw koffer zwaar?

Is je koffer zwaar?

Tom sport regelmatig.

Tom hielp me met mijn huiswerk.

Wil je weten wat ik zie?

Tom is een vlieginstructeur.

Tom begroet zijn buren niet.

Hoe vaak eet jij fruit?

Kunnen we van kamer veranderen?

Alles wat Tom zegt is waar.

Tom had geen afspraak.

Ik eet bijna elke dag rijst.

Tom zit in de auto.

Heb je al werk gevonden?

Heb je al een baan gevonden?

Wie heeft dit mogelijk gemaakt?

Tom zal misschien getuigen.

Tom zou eerst met jou praten.

Tom zag er niet erg goed uit.

Hoelang is dit kaartje geldig?

Tom sprak Mary tegen.

Tom is onze hoofdverdachte.

Tom is zijn beste tijd voorbij.

Lees je modetijdschriften?

Het is uit de mode.

Tom is een modeontwerper.

Ik ben niet ouderwets.

Waar moet ik het dienblad laten?

Ik liet het dienblad vallen.

Er is geen maximum snelheid.

Tom is ergens in het stadion.

Het stadion wordt ontruimd.

Ik was het compleet vergeten.

Ik was het helemaal vergeten.

Is de zon al op?

De zon kwam op.

Hoeveel geld heb je uitgegeven?

Hoe heb je de dag doorgebracht?

Hoeveel heb je uitgegeven?

Ik wil geld uitgeven.

Ik heb niks uitgegeven.

Tom geeft te veel geld uit.

Ze gaven geld uit.

Welke nummers heb je gezongen?

Welke liedjes heb je gezongen?

Tom zingt in een koor.

language English

Need some help?

Developers

About

Our data is released under various Creative Commons licenses.More information
If you love this content, please consider a donation.